Pater Seesing (1912-1988) als aalmoezenier in Nederlands-Indië
Biddend werken en werkend bidden
Gedurende vele jaren waren mijn moeder en mijn oma een van de talrijke mensen, die correspondeerden met de jongens overzee. Je krijgt een brief en schrijft er weer een terug. Je krijgt twee brieven en je schrijft er weer twee terug. Je krijgt drie brieven en beantwoordt ze ook allemaal keurig en zo kunt U verder wel begrijpen hoe dit wekelijks in aantal toenam. De inhoud van de brieven was eerlijk en oprecht. Men beschreef vaak op indringende wijze de vreselijkste taferelen aan het front. Er werd geschreven over het tropische land, waar je je als Hollander nog maar weinig bij kon voorstellen. Er werd een fotootje gestuurd van een dusdanige kwaliteit, dat je er een loupe bij moest nemen om te kijken wie of wat er op stond. Op deze manier bleef er dus heel wat te raden over. Het was een prettig gebeuren om thuis de postbode aan te zien komen met de spanning en sensatie of er nog een bericht uit Indië bijzat. Wat je in Holland niet uit de krant vernam, las je wel in de brieven. Deze beschreven zeker niet altijd de mooiste tijd van het soldatenleven. Nee, er zaten allemaal mensen achter, die een verhaal hadden. De brieven kregen als het waren steeds meer een gezicht. Met één man heeft mijn moeder, echter, nooit geschreven, doch zijn naam is in heel wat brieven naar voren gekomen: pater Seesing. Een aalmoezenier van in de 30, over wie voorbeeldig en dankbaar werd geschreven. Telkens werd hij geroemd om zijn spontane gedrag en zijn religieus medeleven. Hij wist de helpende hand te bieden aan de jongens, die naar het front gingen. Hij hielp Sobats met heimwee en gaf geestelijke steun, waar maar mogelijk was. Hij wist de zalvende hand te leggen op iedere etterende wond en wist daarbij zeer persoonlijk te zijn. De Pater wist serieus te zijn met de jongens in gebed, doch kon ook joviaal met de knullen een partijtje voetballen. Hij was dan één met alle soldaten! En wat moet er gelachen zijn die ene sportdag, toen er een hardloopwedstrijd werd georganiseerd tussen Seesing en dominee Van der Werf. In de correspondentie is alleen de uitslag niet meer terugvinden en het geheugen laat me in dezen ook in de steek. Wel wist ik het tafereel altijd bij me te houden, zo tekende ik op uit mijn moeders mond. Ik had het sportieve gebeuren op mijn netvlies gebrand staan en genoot als ik dat voor me zag. Op deze wijze had ik al een klein beetje een beeld van de man, die ik pas veel later zou ontmoeten.
de ontmoeting
Toen vele jaren later het organiseren van reünies opgang kwam, werd ook in het café van Piet van Vliet in het landelijke Polsbroekerdam, tussen Schoonhoven en Nieuwegein, een bijeenkomst gehouden. Hij hoopte op veel mensen, doch de opkomst viel nogal tegen. Dit alles werd weer goedgemaakt door de komst van aalmoezenier Seesing. Het was de eerste keer, dat ik hem zag. Wat een grootse uitstraling had deze man! Ik kon nu echt begrijpen wat hij voor de Sobats moet hebben betekend, vertelde mijn moeder me. Als een vader tussen zijn jongens zat hij erbij. Ze zaten op de leuning van zijn stoel o.a. Teun de Hartog, Jo van Deursen, Jan van der Lingen……. een geweldig mooi plaatje. Hij glimlachend luisterend naar alles wat er verteld werd. Iedereen wilde met hem praten en van gedachten wisselen met de aalmoezenier. Niet alleen gesprekken, maar zelfs de pikantste bakken konden hem verteld worden zo gewoon kon je tegen deze man zijn. Hij wist er smakelijk om te lachen en had een fantastische dag.
Op een gegeven moment raakte ik met de geestelijke in gesprek, daar hij vertelde, dat hij al geruime tijd pastoor was op Borneo. In 1950, kort na zijn thuiskomst, ging hij alweer spoedig naar het toen geheten Indonesië terug. Een reis, die ging via Rome met de trein en vervolgens met de boot vanaf Genua. Daar trok hij als broeder van de Congregatie der Passionisten (óók wel de Congregatie van het lijden van Jezus Christus genoemd) de missie in. Het was een boeiend gesprek, waarbij hij veel vertelde over het zware werk, dat hij daar te volbrengen had. Hij probeerde onderwijs te geven en er werd ook een kerkje gebouwd.Toen wij verder aan de praat raakten, kwamen we terecht bij mijn meisjesnaam “Grent”. Dat deed hem verbaasd staan. Die naam kende hij zéér goed, want hij kende een bisschop te Ambon, die daar jaren had gezeten en ook de familienaam “Grent” droeg. Wederom gesprekstof in overvloed, want deze bisschop, mgr Jaques Grent (1889-1983), was mijn heeroom!
De gezellige pater bleek ook een serieuze gesprekspartner te kunnen zijn. We hebben contact met elkaar gehouden. Er werd te Borneo gereisd per kano door de wildernis en ook legde hij per fiets vele kilometers af. Het was een zware tijd, die ook zijn tol eiste met betrekking tot zijn gezondheid.Het prachtige 50-jarige Priesterfeest in 1987 mocht hij nog vieren met al zijn Sobats in een bomvolle Christus Koningkerk te Vorden, zijn geboorteplaats in de achterhoek, waar nog immer het ouderlijke huis staat. Hij wist toen al dat hij ernstig ziek was, doch stond weer als vanouds met zijn Sobats te praten en de vreugde straalde van zijn gezicht af. Het was een zeer innemende man. Diverse malen hebben we hem nog opgezocht in het ziekenhuis te Amsterdam. Enkele maanden na zijn gouden Priesterfeest overleed hij te Boxmeer.
Velen zullen aan hem mooie herinneringen bewaren.
F.J.A.M. van der Helm (1956)