Mythen en feiten rond de Koningin van Voorburg (deel 3)

Mythen en feiten rond de Koningin van Voorburg (deel 3)

(Dit artikel verscheen eerder in Het Krantje, dat in Leidschendam-Voorburg verschijnt)

door F.J.A.M. van der Helm

Een muzikale familie
De familie Van der Lubbe, die woonde tegenover de Martinuskerk  aan het Voorburgse Oosteinde, heeft heel wat Voorburgse tongen losgemaakt. Een byzonder gezin, waarvan de latere ‘Koningin van Voorburg’ niet de enige opvallende verschijning was, ofschoon wel degene die het markantst in ons geheugen staat gegrift.

Vermoedelijke foto van Vader Jan van der Lubbe

De familie moet dagelijks op hun eigen wijze hebben genoten van muziek. Het is niet bekend van wie ze die belangstelling hebben geërfd. Van enige muzikale scholing is niets bekend. En toch was broer Jan musicus en zelfs operazanger volgens zijn eigen opgave in officiële gemeentelijke documenten. Jan was de twee jaar oudere broer van Anna, zoals de ‘Koningin’ in het huiselijke verkeer werd genoemd. Ze kon met hem goed opschieten; hun karakters hadden veel overeenkomsten.

Duo Jan en Anna

Zeker voelden beiden zich voornaam en werd er luid gezongen in de ouderlijke woning ‘Juanita’ genaamd. Enige verbeelding kon de welgestelde familie overigens niet worden ontzegd, ofschoon dat geen enkele Voorburger deerde en die hoogmoed ook weer per familielid verschilde. Die paar jaar dat Jan en Anna samen puberden in huize Juanita moeten de mooiste jaren van hun leven zijn geweest. Ze waren beiden in 1911 weer teruggekomen vanuit een verblijf in Monster. Het duo zong thuis de sterren van de hemel, ofschoon het moeilijk is hun kwaliteit te toetsen. Toen Anna in 1917 trouwde en naar Rotterdam vertrok, was de ongehuwde Jan zijn evenknie kwijt. Hun dromen konden ze niet langer samen delen. Dat was triest voor beide partijen. Maar het kon nog erger: in 1921 kwam Jan te overlijden op 24-jarige leeftijd. Grote droefenis en veel tranen waren het gevolg.

Crijn

Tussen Jan en Anna zat broer Crijn officieel Quirinus Petrus Bernardus gedoopt. Hij was in het haar van de kroning van koningin Wilhelmina in 1898 te Den Haag geboren. Ook hij meende muzikale kwaliteiten te bezitten. Crijn was als jongeman weinig in Voorburg te vinden. In september 1914 vertrok hij als 16-jarige naar Amersfoort, waar hij tot augustus 1915 verbleef. De jonge knul kon duidelijk zijn draai niet vinden. Goed en wel weer thuis in Voorburg, vertrok hij na enkele maanden naar de Amsterdamse Keizersgracht. Ook in de hoofdstad verbleef hij een dik jaar. Wat hij daar deed? Tijdens de Eerste Wereldoorlog moet hij volgens overlevering cavalerist zijn geweest en gelegerd te Voorburg. Hij zou op een foto in uniform op het Oosteinde galopperen.

Hij heeft als operazanger geen indrukwekkende sporen nagelaten van optredens, maar ook Crijn presenteerde zich bij de ambtenaar van de Burgerlijke Stand als operazanger. Ja, en hij was trots en overtuigd van zijn talenten. Bescheidenheid was hem totaal vreemd. Hij was zelfverzekerd en ging zelf zover om zijn talenten te beproeven in het buitenland. Hij meende in Argentinië een toekomst op te kunnen bouwen en eind 1919 vertrok hij naar het toen erg aantrekkelijke emigratieland. Maar de avonturier hield het weer gauw voor gezien. Vermoedelijk werden zijn talenten miskend en kwam hij met zijn staart tussen zijn benen weer naar het Oosteinde terug. Zijn Argentijnse carrière had welgeteld tien maanden geduurd. Maar Crijn zette door en was overtuigd van zijn gave. Hij was in de jaren dertig woonachtig op de Koningin Wilhelminalaan 337 waar hij stond ingeschreven als …. inderdaad operazanger. Hij stond overigens ook in diezelfde periode geregistreerd als caféhouder, zodat hij wellicht zijn bargasten kon verrassen op een aria. De doorgaans niet van dergelijke muziek gecharmeerde stamgasten zullen dan ongetwijfeld zelf wel de hoogte hebben gehad. Crijn trouwde in 1935 met een Duitse en verliet Voorburg.

Anna op de grammofoonplaat

De beroemdste telg uit de hele kinderschare is ongetwijfeld onze ‘Koningin’ geworden. Over haar excentrieke gedrag zijn veel verhalen bekend. Bij leven was ze al een bezienswaardigheid. In omgang kwam ze hautain over als het miskende genie. Op straat bleef haar houding beperkt tot enkele ‘hoofse’ knikje naar een vriendelijke voorbijganger. Er zijn ook van haar geen schreeuwende aanplakbiljetten bewaard gebleven, waarop een optreden van ‘madame Lubbé’ werd aangekondigd. Geen soirée, niets van dat al. En toch is haar stem bewaard gebleven. Ze heeft diverse grammofoonplaten gemaakt en verschillende Voorburgers zullen deze nachtegaal zomaar in huis kunnen hebben. Nu was ze niet bepaald ontdekt door een impresario, doch toen ze hoorde dat je je stem  kon laten vast leggen op de grammofoonplaat, toog ze naar de beroemde platenstudio van GTB. Deze platenstudio was gelegen in de Haagse Jan van Nassaustraat nabij het Malieveld. Oprichter Gé Bakker (1910-1989) was een autodidact en ontwikkelde en verbeterde microfoons, waardoor hij beroemd was geworden bij alle artiesten van Nederland, maar ook daar buiten. Daarbij had Bakker ook het geluid verzorgd bij de inhuldiging van Juliana op de Dam in 1948. Ongetwijfeld moet onze ‘Koningin’ deze vakman in het oog hebben gekregen. Van zijn zoon Evert-Jan Bakker weten we dat ze in begin jaren 50 geregeld op haar omafiets en in volle uitmonstering langskwam voor een opname.  Op een keer had ze bloemen achterop de bagagedrager gebonden. Toen ze binnenkwam eiste ze van Bakker een vaas om de bloemen in te zetten die op een tafel in de studio moest worden gezet. Ze deed het op een bevelerige toon. Na afloop van de opname nam ze de bloemen ongegeneerd weer mee naar huis. ‘Het was een vrouw onder de poeder, die weinig mededeelzaam was’, weet Bakker jr zich nog te herinneren. Alleen staat hem nog bij dat ze verklaarde dat de meegebrachte bloemen dienden als mascotte om beter te kunnen zingen.

wordt vervolgd

reacties naar helmhuis@ziggo.nl